"One hell of a translation. Excellent, I must say" UK flag NL flag

brontekst van voorbeeldvertaling - klik op Engelse vlag voor Engelse vertaling

Polski Blues

tekst & fotografie: Paul Smit

Witold heeft niets met kajakken te maken. Toch begint deze tocht door Mazoerië, het land van 3300 meren, met hem. Want hij typeert het randje waanzin dat elke Polenreis omlijst. Een gouden randje, een reden om nog vaak naar het oosten af te reizen.

Gdansk is één van de mooiste steden van Polen. Als we er voor één overnachting arriveren is het toeristenbureau net dicht. Op de deur prijkt een aanplakbiljet, waarop wordt afgeraden in te gaan op voorstellen van mensen die je op straat onderdak aanbieden. “Gutenabend!” klinkt het achter ons, “ik wed dat u een kamer zoekt.” Een man in slechtzittende nette kleren kijkt ons uitdagend aan. “Ik heb er één te huur, meerdere zelfs, maar dit is de laatste die nog vrij is.” Hij stelt zich voor als Witold. Onze ogen schieten heen en weer tussen hem en het aanplakbiljet. Hij pakt een ringband uit zijn versleten schoudertas en slaat hem open op een foto van zijn huis waarop feitelijk niets te zien is. Dan leest hij ons een brief voor van een reuze tevreden klant. “We kijken liever eerst nog even verder,” zeg ik. “Doet u dat dan niet te lang, u heeft concurrentie.” Met stijgende verbazing bekijken we hoe hij met aanspreken wacht tot de twee rugzakkers het waarschuwende pamflet gelezen hebben. “Begrijpt u dat nou?” vraagt hij ons als de twee zich wantrouwend uit de voeten maken. “Een prachtige kamer, spotgoedkoop in jullie westerse ogen, waarschijnlijk de laatste die vanavond nog beschikbaar is!” In zijn ogen geen spoortje teleurstelling, eerder een spottend plezier. “Kom, ik loop met u mee naar de plek waar uw auto stond.” “STOND?!” “Tja, ik zie, u kent Gdansk niet. Een prachtige stad, daar niet van, maar een auto vol bagage is na een kwartier verdwenen. Russische maffia, weet u, en de Polen werken er driftig aan mee.” Snel lopen we terug. Witold herkent onze opluchting als we de auto zien. “Die witte daar? U hebt geluk! Ik zal u naar mijn huis begeleiden, daar kunt u de auto veilig neerzetten, zelfs met alle spullen erin.” Reisgenoot Mick, van geboorte half Pool, ziet mijn wantrouwen stijgen en fluistert: “Maak je niet druk, dit is nou zo’n typisch Pools karakter waarvan ik er al zoveel beschreven heb. Er schuilt geen kwaad in.” Zijn fascinatie voor de kamerverhuurder wint het van mijn wantrouwen. Bovendien willen we nog wat van Gdansk zien deze avond.

We stappen zijn huis binnen. Een type in glimmend trainingspak gunt ons een keurende blik. “Mijn zoon. Aardige knul! Werkt bij de autosloperij.” Hij toont ons de kamer. Warempel keurig netjes, met goede bedden. We doen het. Voor we de stad ingaan schiet Witold ons nog even aan. “Laat u de auto hier staan? Nee? Oh, dan zal ik u vertellen waar exact u hem moet parkeren, dat is tegenover een vriend van mij, dan kan die er een oogje op houden.” Ik klap bijna van achterdocht, het liefst zou ik er vandoor gaan. Dan tovert hij twee gratis tramkaartjes tevoorschijn. “Ik zie dat u het maar niets vindt, die auto in de stad. Weet u wat, hij mag in de garage!” Zoonlief komt aangesloft en opent de garagedeur. Weer staan we op het punt te vertrekken als Witold vraagt: “U gaat toch niet al die fotospullen meesjouwen? Het is bijna donker. Kunt u gerust op de kamer laten liggen. En stop uw portefueille met paspoort en creditcard onder het matras en neem alleen geld mee dat u nu nodig heeft. Er lopen zoveel zakkenrollers rond!” Met fotospullen en portefeuille stappen we de tram in.